WAARSCHUWING
Voordat u begint met welke werkzaamheden dan ook, moet u er zeker van zijn
dat u de lokale voorschriften en voorgeschreven procedures op de locatie
opvolgt. Probeer nooit de detector of aansluitkast te openen wanneer er explo-
sief gas aanwezig is. Zorg ervoor dat het bijbehorende bedieningspaneel is
geblokkeerd om vals alarm te voorkomen.
3.1 Inbedrijfstellingsprocedure
1. Open de aansluitkast van de detector door de deksel tegen de klok in los te schroe-
ven (nadat u eerst de borgschroef zonder kop heeft losgedraaid).
2. Controleer of alle elektrische aansluitingen correct zijn uitgevoerd volgens Afbeelding 5.
3. Meet de spanning bij de '+' en '-' aansluitingen en controleer of er een minimum
voeding aanwezig is van 10 VDC.
4. Laat de detector ten minste 45 minuten lang stabiliseren.
5. Verwijder de afdekking van de printplaat en controleer de balans van de versterker
door een digitale spanningsmeter (DVM) aan te sluiten die is ingesteld op het dc-mV-
bereik op de testpunten TP3 en TP4 (zie diagram 4). Stel potenti-ometer VR3 zo in
dat de DVM '0,00 mV' aangeeft. De afdek-king kan nu worden teruggeplaatst.
6. Om de detector op nul te stellen, sluit u de DVM weer aan op de testpunten 'TP1' en
'TP2' op de PCB-versterker, zoals weergegeven in Afbeelding 4.
Opmerking: Bij de testpunten is de nulaflezing 40 mV = 4 mA.
De volle uitslag (100% LEL) geeft 200 mV = 20 mA weer. Er is een stroomklem van
25 mA op de 4-20 mA uitgang.
De detector op nul stellen
7. Waterstofdetectoren: controleer of de detector zich in schone lucht bevindt.
Stel de NUL-potentiometer (toe¬gan¬ke¬lijk via een opening in de af¬dek¬king van
de printplaat) zo in dat de DVM 40 mV aangeeft. Controleer of het scherm op het
controlepaneel 0%LEL aangeeft.
Kooldioxidetectoren: omdat lucht normaliter 300/400 ppm CO
sor naar nul worden gesteld met testgas van 100% stikstof. Pas 100% N
een stroom-snelheid van 0,5 liter per minuut via een stromingsadapter (onderdeelnr.
C03005). Stel de NUL-potentiometer (toegankelijk via een opening in de afdekking
van de PCB) zo in dat de DVM 40 mV aangeeft. Controleer of het controlepaneel 0%
aangeeft. Verwijder het nulgas.
De detector kalibreren
8. Stuur kalibratiegas (de concentratie zou ideaal genomen ten minste 50% van de vol-
ledige schaalconcentratie moeten zijn) naar de detector met een stromingssnelheid
3. Bediening
bevat, moet de sen-
2
gas toe bij
2
83